Thomas J. Finley, "The Sheep Merchants of Zechariah 11" in Grace Theological Journal3.1 (Spring, 1982) 51-65.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [32]Dies heb ik [33]deze slachtschapen geweid, [34]dewijl zij ellendige schapen zijn; en ik heb mij genomen twee stokken, den een heb ik genoemd [35]LIEFELIJKHEID, en den anderen heb ik genoemd [36]SAMENBINDERS; en ik heb [37]die schapen geweid. 32. Of, dies zal Ik weiden. Het zijn de woorden van Christus. 33. Zie vs.4. 34. Of, o gij ellendigste van de kudde, verstaande de vromen en godzaligen onder de Joden. 35. Eenigen houden het Hebr. woord Noham in den tekst, betekenende lieflijkheid aanwijzende dat de Heere vriendelijk en goedertieren met den armen zondaar is omgaande. 36. Anderen houden het Hebr. woord Chobelim, of Hobelim; dat is, binders, of banden, samenbinders, de staf der samenbinders, betekenende dat Hij poogde Juda en Israel tezamen te verbinden. Anderen zetten het over verdervers. 37. Te weten, die slachtschapen.